jagen verzamelen opvoeden tips
Ouderschap

Opvoedtips uit Jagen verzamelen opvoeden van Michaeleen Doucleff

Bewaar of deel

Laatst bijgewerkt op 29 juli 2024

“Vergeet alle andere opvoedboeken. Dit is het boek dat je gelezen wilt hebben”. Dat is te lezen op de achterkant van het boek Jagen, verzamelen, opvoeden van Michaeleen Doucleff. Het kwam ruim twee jaar geleden uit en is inmiddels een begrip onder veel ouders. Het stond dan ook al even op mijn leeslijst. Want zo’n veelbelovende flaptekst maakt natuurlijk nieuwsgierig. En ik moet zeggen: het stelt niet teleur. In dit blog deel ik een aantal opvoedtips en lessen die ik heb geleerd van deze bestseller.

Over Jagen, verzamelen, opvoeden

Een kind dat bijna uit elkaar ploft van woede omdat je maar één boekje voorleest. Huilen omdat hij of zij niet in een t-shirt naar buiten mag op een koude winterdag. Of mokken omdat de televisie nu echt uit moet. Het leven van een peuter is niet makkelijk… Als je zelf een jong kind thuis hebt rondlopen dan herken je deze situaties misschien wel. En hoe boos of machteloos je dit als ouder kan maken. Zeker als alle pogingen om de situatie te verbeteren niet werken.

Voor Michaeleen was dit de aanleiding voor het schrijven van Jagen, verzamelen, opvoeden. In de bestaande westerse opvoedboeken kon ze geen antwoorden vinden op haar opvoedvragen en ze vroeg zich af of ze die wel kon vinden bij de kennis en ervaring van oude culturen. Met haar dochtertje Rosy bezocht ze drie van de oudste gemeenschappen ter wereld: de Maya, de Inuit en de Hadza. Michaeleen ontdekte al snel dat deze ouders niet dezelfde problemen met hun kinderen hebben als westerse ouders. De band tussen ouder en kind is daar gebaseerd op samenwerking in plaats van controle en op vertrouwen in plaats van angst. De kinderen zijn daar niet driftig en veeleisend, maar juist heel behulpzaam. In Jagen, verzamelen, opvoeden deelt Doucleff haar bevindingen.

De beste lessen uit Jagen, verzamelen, opvoeden

Wat kunnen we nu eigenlijk leren van oude culturen over het opvoeden van blije en behulpzame kinderen? Je leest het in het 383 bladzijde tellende boek Jagen, verzamelen, opvoeden. Wat je eruit haalt en toepast op je eigen opvoeding bepaal je natuurlijk zelf. Je hoeft niet alles over te nemen of het op precies dezelfde manier te doen als de Maya, Inuit en Hadza. Maar voor mij heeft het wel tot een aantal inzichten geleid. Hieronder deel ik een aantal lessen die ik heb geleerd en die ik stapsgewijs ga introduceren in onze opvoeding.

1. Laat je kind helpen in en rond het huis

Kinderen hebben een aangeboren verlangen om hun ouders te helpen. Zo zitten ze nu eenmaal in elkaar. Ze hebben een innerlijke drang om bij het gezin te horen en hun plek in de groep de verdienen. Wijs deze hulp niet af, maar moedig je kind juist aan. Ook al duurt de taak dan drie keer zo lang of maakt je kind er een bende van. Het is de taak van ouders om hun kinderen te leren hoe ze kunnen helpen. Door te oefenen leert je kind snel en bovendien zorg je er zo voor dat ze het ook leuk blijven vinden om te helpen. Zorg er wel voor dat:

De taak echt is en bijdraagt aan het gezinsleven

Bedenk dus geen onzintaken zoals vragen om de vloer te vegen nadat je deze zelf al hebt geveegd. Of groente laten snijden en deze vervolgens weggooien. Geef ook geen speelgoedeten, namaakkookspullen of nepgereedschap. Kinderen weten het verschil en zo kunnen ze geen echte bijdrage leveren.

De taak moet haalbaar zijn

Het is belangrijk om jonge kinderen taken te geven die passen bij hun niveau. De taak kan beter te makkelijk zijn dan te moeilijk. Want een gefrustreerd kind verliest al snel zijn of haar interesse.

Forceer je kind nooit om een taak te doen

Dwang kan de motivatie ernstig aantasten. Als je kind nee zegt of hij of zij negeert je, dan laat je het even rusten. Probeer het later nog eens. Het doel is om kinderen te leren om samen te werken, niet om jou als ouder te gehoorzamen.

Waardeer de bijdrage van je kind

Als je kind naar je toe komt om te helpen met een taak, luister dan naar zijn of haar idee. Erken het idee, bijvoorbeeld door het uit te proberen, het te verwerken in je activiteit of door te zeggen “dat kunnen we doen”. Probeer de drang om je te verzetten te onderdrukken en maak je niet druk als de bijdrage niet voldoet aan de verwachtingen die jij als volwassene hebt. Als je afstand neemt en je kind de taak laat “overnemen” zal hij of zij gemotiveerder zijn om je in de toekomst opnieuw te helpen, dan wanneer je ideeën of bijdragen verwerpt, kleineert of negeert.

Lees ook:  Dé ultieme zoekboek peuter top 10!

2. Verwelkom je kind in de volwassen wereld

In de westerse wereld zijn we geneigd om de wereld van kinderen en die van volwassenen af te bakenen. Kinderen gaan naar school, ouders gaan naar het werk. Kinderen gaan vroeg naar bed, ouders gaan laat naar bed. En kinderen eten kindereten en ouders eten “eten voor volwassenen”. Bovendien nemen we kinderen mee naar kindvriendelijke plekken en doen we in onze vrije tijd allerlei kindergerichte activiteiten. Het is niet gek dat je kind zich “misdraagt” op het moment dat hij of zij zich in een omgeving voor volwassenen bevindt. Want hoe kunnen we van onze kinderen verwachten dat ze leren zich volwassen te gedragen als we hen niet regelmatig blootstellen aan volwassenen? Laat deze twee werelden dus meer versmelten om de natuurlijke motivatie om samen te werken en behulpzaam te zijn te stimuleren. Zo pak je dat aan.

Breng kindgerichte activiteiten terug tot een minimum

Kinderen misdragen zich vaak als ze zich van de wereld van kinderen (inclusief het vermaak) naar de wereld van volwassenen moeten bewegen. Het is daarom goed om minder kindgerichte activiteiten te doen. Dit zijn activiteiten die ouders doen voor hun kind, ze genieten er zelf niet van. Wat je onder kindgericht verstaat kan natuurlijk per persoon verschillen, maar ik denk dan bijvoorbeeld meteen aan de binnenspeeltuin. Je kunt bijvoorbeeld van de zaterdag of zondag je gezinslidmaatschapsdag maken. Op die dag wordt iedereen gelijk behandeld en uitgenodigd om dezelfde activiteiten mee te doen. Doe klusjes in huis of in de tuin. Ga samen boodschappen doen. Ga naar het park of lees of werk terwijl je kinderen spelen. Probeer gedurende de dag te denken: het is niet mijn taak om mijn kinderen te vermaken. Het is hun taak om deel uit te maken van het team.

Probeer elke dag even geen instructies te geven en niet je kinderen te vermaken

Begin klein en start bijvoorbeeld met 5 minuten per keer. Laat je kind tijdens deze periode gewoon zijn of haar gang gaan. Geef geen instructies, leg geen dingen uit en geef ook geen speelgoed (of schermen) om mee te spelen. Laat hen zichzelf vermaken. Doe gewoon wat jij wilt doen en laat je kind met je meedoen. Breid dit langzaam steeds verder uit. In het begin is het misschien fijner om dit buitenshuis te doen bijvoorbeeld in het park. Als je kind zeurt dat hij of zij zich verveelt, negeer dat dan gewoon. Na wat oefening vindt je kind wel een manier om zichzelf te vermaken. Michaeleen gebruikt hiervoor ook de 20-20-20 regel: minstens twintig minuten per dag, ben ik minstens twintig stappen verwijderd van mijn kind en hou ik twintig minuten lang mijn mond.

Stel je kind zoveel mogelijk bloot aan de wereld van volwassenen

Neem je kind dus mee naar de huisarts, tandarts, supermarkt en bouwmarkt. Zo ongeveer elke plek waar je voor gezinszaken naartoe moet. Je kunt je kind ook meenemen naar kantoor (als dat kan) of op een andere manier betrekken bij je werk. Verwacht niet dat je kind zich meteen perfect gedraagt. Je moet hem of haar trainen en dat kost tijd.

3. Wees niet langer boos op je kind

Soms haalt je kind het bloed onder je nagels vandaan. Jij wordt boos, je kind wordt vervolgens boos en voor je het weet ben je in een cyclus van woede terechtgekomen. Dat is niet productief, want zodra je tegen een kind begint te schreeuwen, houdt het op met luisteren. Sterker nog, iedere keer dat je schreeuwt tegen je kind, leer je hem of haar te schreeuwen als hij of zij zelf kwaad is of een probleem heeft. De volgende keer als je voelt dat je kwaad wordt óf zelfs alleen maar geïrriteerd wordt, doe dan het volgende.

Hou op met praten

Ga niet met je kind in discussie, onderhandel niet en dwing je kind niet om iets te doen. Discussiëren leidt ertoe dat je kind oefent in ruziemaken. Als je voelt dat je boos wordt, beheers je dan en wacht tot de woede wegebt. Zeg tot die tijd niets.

Loop even weg

Als je het lastig vindt om je woede te beheersen, neem dan even afstand. Loop een paar seconde of een paar minuten weg, totdat de woede is verdwenen.

Bedenk dat je kind je niet probeert te jennen of manipuleren

Verander hoe je het gedrag van je kind ziet. Verwacht dat jonge kinderen zich misdragen of problemen veroorzaken. Het zijn irrationele wezens die nog geen goed gedrag hebben geleerd. Jij moet het hen nog leren (hun wangedrag betekent overigens niet dat je een slechte ouder bent).

Lees ook:  Goedkoop een boek lezen: 5 manieren om geld te besparen

Blijf kalm

Zeg met de kalmste stem die je kunt opbrengen tegen je kind dat hij of zij een fout maakt en leg uit wat de gevolgen zijn van zijn of haar daden. Als je kind je bijvoorbeeld slaat zeg dan “Au. Dat doet pijn. Je wilt me toch geen pijn doen?” Laat het vervolgens los. Elke keer dat je rustig en kalm reageert op je kind als hij of zij kwaad is, leer je je kind om zijn of haar emoties in de hand te houden en op een kalme, productieve manier te reageren op problemen.

4. Voed op door daden, niet door woorden

In de meeste culturen praten de ouders niet voortdurend tegen hun kinderen. Ook geven ze hen niet veel keuzes. In plaats daarvan handelen de ouders. Ze geven het voorbeeld en willen dat het kind volgt. Zo schrijft Michaeleen:

In het noordpoolgebied is Sally’s schoonzus Marie klaar om te gaan vissen, dus ze trekt haar laarzen aan en zegt tegen haar dochter: “Oké, Victoria, laten we gaan vissen”. Dan loopt ze de deur uit en klimt op de quad. Uiteindelijk volgt Victoria.

Ook gaan ze niet in discussie met een kind en stellen geen “Wat wil je?” vragen zoals “Wil je roomsaus of tomatensaus op je pasta?” In plaats daarvan handelt de ouder gewoon. De moeder maakt zwarte bonen klaar voor de lunch, de vader pakt zijn jas en gaat de deur uit om naar de winkel te gaan en oma loopt naar de badkamer en vult het bad.

Minder woorden zorgt voor minder weerstand. Woorden en bevelen zorgen namelijk voor veel prikkels en roepen vaak ruzies op. Elke keer als we aan een kind vragen om iets te doen, creëren we een gelegenheid om te ruziën en te onderhandelen. Maar als je het praten beperkt, bewaar je de rust.

5. Geef je kind zoveel mogelijk autonomie

In de westerse opvoeding zijn we niet zo goed in het aanleren van autonomie. We denken vaak van wel, maar als je goed kijkt geven we kinderen weinig controle over hun dagelijks leven. Er is vaak een strak dagelijks rooster en we gebruiken vaste regels. Bovendien is er altijd een volwassen die elk moment van de dag het kind in de gaten houdt. We managen als het ware zijn of haar leven. Dit veroorzaakt spanningen bij kinderen en in onze relatie met hen. Want heel eerlijk: hoe zou jij het vinden als iemand de hele dag vertelt wat je moet doen? Ouders die hun kinderen teveel helpen belasten enerzijds zichzelf te veel en zorgen er anderzijds voor dat hun kinderen slecht voorbereid zijn op het volwassen worden.

Er zijn een aantal manieren waarop we de autonomie van ons kind kunnen vergroten terwijl we tegelijkertijd ruzie en verzet verminderen.

Geef minder bevelen en andere mondelinge boodschappen (zoals vragen, verzoeken, keuzes)

Probeer slechts drie bevelen per uur te geven. Weersta de neiging om tegen je kind te zeggen wat hij of zij moet doen of het stellen van vragen. Probeer niet in te grijpen. Als het echt niet anders kan doe je het non-verbaal: maak gebruik van handgebaren of gezichtsuitdrukkingen.

Leer je kind om zelf met problemen en gevaar om te gaan

Ga op zoek naar een autonomiegebied. Dit zijn plekken waar je kind kan oefenen met autonomie, terwijl jij hem of haar van een afstandje in de gaten houdt terwijl je zo min mogelijk ingrijpt. Bijvoorbeeld een speeltuin, grasveld, je tuin of zelfs je buurt. Stel vast wat de gevaren zijn en neem dan afstand. Ga ergens zitten en laat je kind zijn of haar gang gaan. Als je kind in een onveilige situatie terecht lijkt te komen, wacht dan heel even en kijk of hij of zij zichzelf eruit kan redden voordat je ingrijpt. Als dat niet zo is, dan ga je ernaartoe en haal je het fysieke gevaar weg of verplaats je je kind.

Wees niet langer een buikspreker

Misschien herken je het wel. Iemand vraagt aan je kind of hij of zij het leuk vindt op school en voordat je het weet antwoord jij “Ja, Roos houdt ervan om naar school te gaan” of je zegt wat ze moet doen “Zeg eens dankjewel Roos”. Door voortdurend antwoord te geven voor je kind ontneem je zijn of haar eigen stem. Laat in plaats daarvan kinderen zoveel mogelijk hun eigen zegje doen, zodat hun zelfvertrouwen en vaardigheden groeien. Oudere kinderen kun je bijvoorbeeld eten laten bestellen in een restaurant, zelf een speelafspraakje laten regelen na school of ruzies met vriendjes bijleggen.

Bovenstaande lessen zijn mijn interpretatie van de bevindingen van Michaeleen Doucleff. Ik heb de lessen aangepast op mijn manier van opvoeden en wat praktischer gemaakt. Soms heb ik wat weggelaten of wat lessen samengevoegd. Voor de volledige context, nuances of aanvullende uitleg verwijs ik je naar het boek Jagen, verzamelen, opvoeden. Het is zeker de moeite waard om deze te lezen.

Bewaar of deel deze blog op Pinterest

pinterest opvoedtips jagen verzamelen opvoeden

Bewaar of deel